Haal tien kaarten uit het spel en vertel dat je met iemand gaat pokeren. Je krijgt allebei vijf kaarten en de persoon met de beste kaarten wint. Gek genoeg win jij elke keer.
Dit lukt omdat je tien specifieke kaarten uit het spel hebt gehaald, namelijk drie setjes van drie dezelfde kaarten en één andere kaart. Bijvoorbeeld drie vieren, drie achten, drie vrouwen en één negen.
Het mooie aan zo’n setje is het feit dat diegene met de afwijkende kaart, in dit geval de negen, verliest. Je hoeft dus alleen maar te zorgen dat je tegenstander deze kaart krijgt.
Dit kun je als volgt voor elkaar krijgen. Zorg dat je vantevoren een klein stipje op de negen hebt gezet, zodat je hem van de achterkant ook kan herkennen. Nu schud je de tien kaarten en je spreidt ze uit over tafel. Kies nu om de beurt een kaart, maar zorg ervoor dat jij begint. Omdat jij aan het stipje kan zien waar de negen ligt, weet jij welke kaart je niet moet pakken. Zo blijft je tegenstander altijd met de negen zitten.